Onderzoek ongedierte 2025: grote vraag naar ongediertebestrijding in Nederland
Gepubliceerd op 29-07-2025
Onderzoek ongedierte 2025: grote vraag naar ongediertebestrijding in Nederland
Van januari 2024 tot en met juli 2025 ontving Trustoo 6146 aanvragen voor ongediertebestrijding. De vraag naar professionele hulp bij het bestrijden van plaagdieren is daarmee groot. Om beter inzicht te krijgen in de aard en spreiding van deze overlast, hebben wij de aanvragen verder geanalyseerd. In dit artikel zetten we de belangrijkste trends uiteen: welke soorten ongedierte veroorzaken de meeste problemen, wanneer is de overlast het grootst en welke regionale verschillen springen in het oog?
Veel ongedierte in stedelijke gebieden
De regionale spreiding van de aanvragen laat duidelijke verschillen zien. In Zuid-Holland werd sinds 2024 verreweg de meeste ongedierte-overlast ervaren. Met 2.495 aanvragen was deze provincie goed voor 22% van het totaal, gevolgd door Noord-Brabant met 16%, Noord-Holland met 13% en Gelderland met ruim 10%. Aan de onderkant van het overzicht staan Zeeland (0,7%), Flevoland (1,1%) en Drenthe (1,8%), waar relatief weinig aanvragen zijn geregistreerd. De cijfers tonen een patroon waarin vooral verstedelijkte provincies meer meldingen doen, terwijl minder dichtbevolkte regio’s aanzienlijk lager scoren.

Ratten en muizen grootste boosdoeners
Uit de data blijkt dat met name voor knaagdieren veel aanvragen binnenkomen. Meer dan de helft van de aanvragen in 2025 (51%) was voor de bestrijding van muizen en ratten. Dat is een kleine stijging in vergelijking met vorig jaar (48%). Ook wespen zorgden voor veel problemen, vooral in de zomermaanden, met een totaal van 2.239 meldingen (22% van het totaal). Bedwantsen (15%) vormden eveneens een opvallende categorie, waarschijnlijk vanwege hun hardnekkige karakter en snelle verspreiding in stedelijke gebieden. Opvallend laag was het aantal aanvragen voor houtaantasters zoals houtwormen en boktorren, slechts 2% van aanvragers zocht hulp met deze vorm van ongedierte.

Opvallend is dat de verdeling naar soort ongedierte in 2025 vrijwel gelijk is aan die van 2024, ondanks het lagere totaal aantal meldingen. Muizen en ratten blijven ook in 2025 goed voor ongeveer de helft van alle aanvragen, gevolgd door wespen en bedwantsen. De onderlinge verhoudingen tussen de soorten blijven dus opvallend stabiel. Dat wijst op een consistent patroon in het type overlast waarmee mensen in Nederland te maken krijgen.


Vooral overlast in de zomermaanden
Ongediertebestrijding kent een uitgesproken seizoenspatroon. In 2024 piekte het aantal aanvragen in de nazomer: augustus en september waren samen goed voor bijna 30% van alle meldingen dat jaar. Alleen al in augustus kwamen er 821 meldingen binnen: bijna twee keer zoveel als in juli. Ook september kende met 601 aanvragen een duidelijke topdrukte. Die concentratie laat zien dat het einde van de zomer traditioneel het hoogseizoen is voor ongediertebestrijders. De maanden ervoor, met name mei, juni en juli, lieten ook al oplopende aantallen zien. In de winter en het vroege voorjaar daalt de overlast merkbaar, met het laagste aantal meldingen in december.

Minder behoefte aan ongediertebestrijding dan vorig jaar
De behoefte aan ongediertebestrijding is groot in Nederland. Toch zien we een daling in het aantal aanvragen ten opzichte van vorig jaar. Een mogelijke verklaring is het extreem warme voorjaar van 2024. Door de hoge temperaturen kwamen plagen als muizen, muggen en wespen toen veel eerder op gang dan normaal. Die vroege boost zorgde voor een piek in het aantal meldingen en aanvragen. In 2025 bleef die vroege golf uit: het voorjaar was koeler en vochtiger, wat de populatiegroei van ongedierte mogelijk heeft afgeremd. Minder beestjes, minder overlast en dus ook minder behoefte aan professionele bestrijding.
Pas handelen als het te laat is
Ongedierte blijft een aanhoudend probleem in Nederland, met name in stedelijke en dichtbevolkte gebieden. Meer dan de helft van de aanvragen in 2025 kwam uit de Randstad: de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Flevoland en Utrecht waren samen goed voor 54% van het totaal. Binnen die regio springen drie steden eruit: Amsterdam, Rotterdam en Den Haag hadden de meeste meldingen.
De cijfers onderstrepen dat knaagdieren en wespen structureel de belangrijkste veroorzakers zijn van ongedierteoverlast in Nederland, gevolgd door bedwantsenplagen. Andere soorten, zoals mieren, houtwormen en papiervisjes, blijven marginaal in vergelijking met de top drie.
Wat opvalt, is het geringe aantal aanvragen voor preventief onderhoud. In totaal werden slechts 211 meldingen gedaan die gericht waren op preventie of algemene inspectie, minder dan 2% van alle aanvragen. Dat suggereert dat de meeste mensen pas ingrijpen wanneer de overlast zich al heeft gemanifesteerd. Structurele of preventieve maatregelen lijken daarmee nog geen vaste plek te hebben in het gedrag van consumenten. Mogelijk speelt onbekendheid met preventieve diensten een rol, of wordt de urgentie ervan onderschat.